Een vergeten geschiedenis.

Het verhaal gaat dat in 1530 Melchior Hoffman zo’n 300 volwassenen  doopte in Emden, Oost Friesland – in de Grote Kerk, die in het spraakgebruik nog altijd bekend staat als de Mutterkirche – oftewel de Moederkerk.  De gemeente die uit die activiteit is ontstaan, bestaat nog altijd, en is daarmee de oudste nog bestaande protestantse gemeente ter wereld.

Wie was Melchior Hoffman? Hij zou zo rond 1497 geboren zijn in Zuid Duitsland en hij zou bonthandelaar van beroep zijn geweest. Een geletterd man dus, die zijn administratie diende bij te houden en die ook rekening moest houden met voorschriften, met gemaakte afspraken en met belasting. Zijn handel bracht hem in de havens van Noord Duitsland en rondom de Oostzee. Geen rustig gebied aan het begin van de zestiende eeuw. Een bevolking die de grootste moeite had om de voeten droog te houden – regionale adel die voortdurend rekening moest houden met de problemen van schippers en boeren, kloosters en parochies die ook afhankelijk waren van de gewone man in het beheer van dijken en poldertjes. Geen autocratisch geregeerd gebied, maar een provincie met een zeer eigengereide bevolking, lokaal bestuurd door grietmannen en waterschappen, die vér afstonden van de keizer en de paus. 

Emden ligt in Oost Friesland, nu Duitsland – zo’n veertig kilometer over de grens bij het Groningse Nieuweschans. 

Nog altijd beschouwt Emden terecht zich als de vierde stad van de Reformatie, naast Genève, Straatsburg en Heidelberg. Emden werd nog vóórdat Londen dat werd, wijkplaats voor vervolgde protestanten wanneer elders keizer Karel V de touwtjes weer eens strak aanhaalde.

Waar kwam Hoffman vandaan? Bij wie was hij in de leer geweest? Aanvankelijk was hij een leerling/volgeling van Maarten Luther.  Diens kritiek op de praktijken van de Oude Kerk was doorgedrongen tot in alle delen van Noord Europa, en Hoffman voelde er zich zeer bij thuis.

Hoe is het mogelijk geweest dat die kritiek – die al lang bestond, maar die tot dan nauwelijks tot de massa was doorgedrongen, hoe is het mogelijk dat die kritiek ineens zoveel  aandacht kreeg en verspreid kon worden?

Het antwoord op deze vraag is even kort als allesomvattend en bestaat eigenlijk uit maar één woord: de boekdrukkunst. Dankzij de boekdrukkunst circuleerden niet alleen Luthers beroemde 95 stellingen door Europa – in allerlei vertalingen – maar kwam er ook een enorme hoeveelheid  literatuur los, zowel Bijbelse als theologische, satirische.  Wanneer in 1509 Desiderius Erasmus zijn Lof der Zotheid uitgeeft, dan ontketent hij daarmee een mediastorm. Erasmus’ meedogenloze satire op de praktijk van de kerk  in het algemeen, werd een van de eerste echte bestsellers. 

Melchior Hoffman onderschreef de kritiek die Luther en ook Erasmus had op de Oude Kerk. Wanneer de theologie het heeft over de Oude Kerk, dan bedoelt ze daarmee de kerk van Rome, van vóór de Reformatie. De Oude Kerk van vóór 1540.  Luthers kritiek op de Oude Kerk gold vooral de manier waarop die kerk omging met haar macht en met haar middelen. Wij kunnen ons daar niets meer bij voorstellen, maar wie het toen al probeerde om buiten de kerk en haar genademiddelen om te leven, die bestond eenvoudig niet.  De Kerk bepaalde het openbare leven – zonder de kerk geen geboorteregistratie, zonder de kerk geen huwelijk, geen ziekenzorg, geen onderwijs, geen uitvaart– helemaal niets.  Die kerk en haar bedienaren hadden een enorme machtspositie, alleen al dankzij de genademiddelen die bij elk grensmoment in het menselijk bestaan moesten worden geaccepteerd.  Buiten de kerk geen heil. De kerk bepaalde of iemand gezondigd had en of hij daarvoor gestraft moest worden. De kerk bepaalde of iemand ergens recht op had ja of nee, kortom de macht van de kerk was onbeperkt.

Luther zette kanttekeningen bij de manier waarop de kerk met haar genademiddelen macht uitoefende. Maar Luther zette nauwelijks kanttekeningen bij de aard van die genademiddelen, of tegen de uitleg van hun betekenis. Hooguit vroeg Luther zich af of de hostie daadwerkelijk letterlijk verandert in het lichaam van Christus, of liever – hij vond al lang al van niet, maar hij was voorzichtig in de manier waarop hij er over schreef of sprak. Ook Maarten Luther vroeg zich wel eens af of de praktijk van de Oude Kerk ofwel  parallel liep met de roep van de profeten, dan wel dat deze gelijke tred hield met de getuigenissen van de apostelen. Maar Luther was er de man niet naar om dingen te willen veranderen, Luther wilde slechts dat de kerk haar humanitaire taken weer serieus nam. Luther wilde de kerk opschonen van misstanden en pronkzucht, Luther wenste een begrijpelijke liturgie in de landstaal, hij zette kanttekeningen bij het machtsmisbruik van pastoors en bisschoppen, maar Luther was en bleef vertrouwd met het kerkmodel zoals het hem was voorgeleefd.  Luther vertaalde de genademiddelen van de kerk naar menselijke maat, maar de inhoud en uitleg van die genademiddelen liet hij intact.

Melchior Hoffman zet steeds meer kanttekeningen bij juist die genademiddelen, en daarom wordt hij niet ingedeeld bij de reformatoren, maar bij de sacramentariërs – de Friese variant van wat in het Zwitser-Duits taalgebied de “Täufer”- de dopers genoemd wordt. Ze waren zich elkaars bestaan of verwantschap nauwelijks bewust – ontwikkelden zich volkomen los van elkaar. Even ter zijde: met de term “Friesland” bedoelen we in de zestiende eeuw niet de huidige provincie, maar het gehele gebied vanaf – laten we zeggen – Haarlem tot vér voorbij het huidige Hamburg, meer naar het noorden toe tot aan de Deense grens. Melchior Hoffman reisde jarenlang tussen die voornaamste handelssteden, discussieerde, evangeliseerde en overtuigde.

Die genademiddelen – de doop, brood en wijn voor het avondmaal of voor de eucharistie, olie voor de ziekenzalving of voor wijding – werden of worden sacramenten genoemd. Sacra – heilig – heilige middelen die door hun heiligheid uitsluitend bediend mochten worden door de heilige dienaren van de kerk – die buiten gebruik werden opgeborgen in speciale doosjes en flesjes, ook weer heilig verklaard en dus verre geheimen voor de gewone man. De verondersteld heilige bedienaren van de heilige kerk, leefden meestal alles behalve heilig, lazen nooit een Bijbel en bedienden selectief en op routine.  Melchior Hoffman zette niet alleen kanttekeningen bij de manier op welke die sacramenten werden bediend, hij ging een paar stappen verder. Hoffman neemt het wezen van die sacramenten onder de loep. Wanneer hij de instelling ervan niet kan terug vinden in de Heilige Schrift, dan verwerpt hij ze. Aan avondmaal of doop is door Hoffman nooit  getwijfeld, met dien verstande dat brood en wijn gewoon brood en wijn bleven, en dat Avondmaal moest worden gezien als gedachtenis of enigheidsviering. Melchior Hoffman kon in het water van de doop niets anders zien dan water – kostbaar, fris water ter reiniging van ziel en zonden, maar wel gewoon water. Hoffmans generatie was de eerste die zich probeerde los te maken van het magisch denken van de Middeleeuwen.  Hoe kwam hij en kwamen veel van zijn tijdgenoten  ertoe om te breken met dat wat eeuwenlang het patroon was geweest?

Alweer – die boekdrukkunst.  Tot en met de eerste helft van de vijftiende eeuw duurde het een jaar voordat ook maar de ijverigste kopiist een Bijbel had overgeschreven. Zo rond 1500, een slordige vijftig jaar later dus, kon in Keulen in één week tijd een complete Bijbel worden afgeleverd en voor verkoop in Londen klaar gemaakt. De drukpersen maakten overuren. Overal werden vertaalpogingen ondernomen. Overal ontstonden werkplaatsjes waar al dan niet illegaal drukwerk werd afgeleverd. De zestiende eeuw is de eeuw van het drukwerk. Niet alleen gebonden uitgaven werden gemaakt – zeer tegen de zin van de Oude Kerk die voor leken uiteraard het lezen van de Bijbel verbood, maar de zestiende eeuw was ook de eeuw van de vlugschriften. Pamfletten. Strooibiljetten die “libellen” werden genoemd.  Vodjes bedrukt papier met allerhande informatie, heet van de naald, “fake-nieuws”, “ze  zeggen dat –“ , “er schijnt weer iets te zijn gebeurd” – enz. enz. De boekdrukkunst als massamedium, pamfletten en strooibiljetten als het twitter en facebook van die tijd. Gedrukte letters – men zoog ze in zoals nu de massamedia, alles kwam rijp en groen binnen en veroorzaakte verhitte discussies.

Ook Melchior Hoffman maakte gebruik van de nieuwe technologie. Zo rond 1530  maakt hij zijn “Ordonnantie Gods” – illegaal natuurlijk, want vrijheid van meningsuiting of vrijheid van drukpers bestond niet.  Maar Melchior was op grond van lezing van het Nieuwe Testament gekomen tot de gedachte, dat het zendingsbevel zoals opgetekend in het NT niet was gericht geweest tot filosofen of tot afgestudeerde kamergeleerden, maar tot eenvoudige lieden die de geest hadden gekregen.  Waren niet Jezus’ apostelen ook vissers, lakenvolders en tollenaars geweest? Melchior Hoffman was bonthandelaar. Geen ongeletterde demagoog, maar een bevlogen evangelist met een enorme uitstraling naar zijn gehoor. Melchior had bovendien uit het Nieuwe Testament vernomen dat zelfs Jezus eerst opgroeide en leerde, en dat Hij pas daarna werd gedoopt, tot heiliging van zijn latere levenswandel, zoals men het toen formuleerde. Eerst leren, dan gedoopt worden. Ook de vrouwen.

Voor Melchior Hoffman en velen van zijn tijdgenoten was het zelf lezen niet alleen een noodzakelijke behoefte om de waarheid te vernemen, maar gaf dat zelf lezen hem ook het zelfvertrouwen om stand te houden tijdens discussies  en debatten. Met nuancering van omstandigheden en invloed van tijdsgewricht hield men zich niet bezig; het ging om de zuivere waarheid en niets dan de waarheid, en die waarheid stond voor Hoffman en zijn geestverwanten in de Bergrede, in de Wet van Mozes en in de roep van de profeten. Niet in het gezag van de Heilige Stoel, niet in de leer van kerkvaders. 

Wanneer Jezus zijn leerlingen waarschuwt met de woorden “wie het zwaard hanteert, zal door het zwaard vallen” – dan is dat zo en dan raak je dat zwaard niet aan en ook geen ander dodelijk wapen.  Wanneer Jezus tot zijn discipelen zegt “zweert niet doch belooft – uw ja zij ja en uw nee zij nee”, dan is dat zo en wie daaraan niet gehoorzaamt, die brengt zijn zielenheil in gevaar. 

Wij kunnen ons er niets meer bij voorstellen, maar in de zestiende eeuw waren de waarheid en ons zielenheil dé voorwerpen van discussie. Zoals we nu voortdurend worden gewezen op onze lichamelijke gezondheid, zoals er nu voortdurend goeroes ons steeds andere inzichten voorschotelen over voedingssystemen en methoden, zo was men in de 16e eeuw geobsedeerd door zijn zielenheil, door angst te zondigen tegen God.  Zielenheil – wie daaraan niet werkte was verloren. De idee van het hiernamaals als uiteindelijke bestemming van de mens zat diep ingeslepen bij de zestiende-eeuwse mens. De Middeleeuwen waren in dat opzicht nog springlevend. Maar wie in vredesnaam was verantwoordelijk voor ons zielenheil? Wie, anders gezegd, had de sleutel tot het hemelrijk in handen – anders dan Petrus zelf? En hoe bereikte de gewone zondaar zijn uiteindelijke bestemming  wanneer de bedienaren der kerk er met de pet naar gooiden? (……delivered sloppy work )

Luther – zelf hooggeschoold theoloog – wilde wel een soort reinigingsoperatie op de kerk uitvoeren, maar aan allerlei ingeslopen gewoonten, nergens terug te voeren op enig Bijbels getuigenis, deed hij niets. Melchior Hoffman, en met hem nog een groot aantal vernieuwers, lazen voor het eerst in de Brieven van Paulus iets over de opbouw van een lokale gemeente, over  het belang van eenheid in de gemeente,   over het elkaar verdragen en waarderen. Ze lazen  Mt 23 “Éen is uw meester en gij zijt allen broeders” – allemaal waarheden die de hele hiërarchie en het gezag van prelaten en pastoors op losse schroeven zetten

Geloofsvervolgingen waren aan de orde van de dag. Waar de Oost- Friese adel zich naar het tijdsbeeld tamelijk ruimdenkend opstelde ten aanzien van geloofsvernieuwing, daar werd in het Waterlandse Amsterdam, meedogenloos opgetreden. Tijdens de Rijksdag te Speyer – in 1529 – wordt zo ongeveer elk protestants geluid of gesprek ten strengste verboden en wordt elk zichtbaar teken van verzet extreem strafbaar. Melchior Hoffman, altijd een man die de geweldloosheid predikt, roept zijn volgelingen op tot ingetogenheid en passiviteit, tot het voorlopig stop zetten van alles wat als opruiing kan worden gezien. Uiteraard staat er een prijs op Hoffmans hoofd. Hij wijkt uit naar Emden om steun en aandacht voor de goede zaak.

In Emden doopt Melchior Hoffman zo’n 300 volwassenen. Onder hen bevindt zich de Friese Jan Volckerszoon Trijpmaker – ook een ambachtsman die zichzelf herkende in dat zendingsbevel aan de apostelen. Ook een die schoon genoeg had van de arrogante houding van de geestelijkheid en de adel. Sikke Freerks een geestverwant – kleermaker van beroep – werd door Trijpmaker op zijn getuigenis gedoopt.  Beiden vertrokken naar Amsterdam waar ze zich inzetten voor een nieuwe gemeente van getuigen -ook een gemeente die nog steeds bestaat. Jammer alleen dat zowel Jan als Sikke werden opgepakt door de inquisitie, en dat ze beiden werden onthoofd.

Hoffman zal veel hebben geschreven, maar er is weinig van overgebleven. De censuur was moordend, letterlijk en figuurlijk. Illegaal drukwerk circuleerde op slecht papier, zonder kaft of binding en ging zo-wie-zo verloren. Bijna honderd jaar na hun eerste verschijnen kon een behoorlijke band worden samengesteld uit wat voorzeker van zijn hand was. Zijn ideeën over evangelicale prediking, zonder dwingende leerstellingen of vernuftige filosofieën, doen wat mij betreft nog steeds weldadig aan. Ook zijn gedachten over de navolging kunnen nog altijd modern worden vertaald: wie zich laat dopen verbindt zich vrijwillig aan hem die ons allen voorging. Zijn oproep tot geweldloosheid heeft nooit ter discussie gestaan. Luthers fiat aan de Boerenoorlog van 1524 heeft ongetwijfeld de afstand tussen Luther en Hoffman vergroot.

Zoals velen van zijn tijdgenoten, verwachtte Hoffman het einde der tijden. Tegenwoordig weten we dat eindtijdverwachting zich bijna per definitie voordoet, wanneer pijlsnelle technische ontwikkelingen niet meer te overzien zijn voor een gewoon mens. Eindtijdpaniek deed zich voor bij Papoea’s die plotseling vliegtuigen zagen overvliegen. Eindtijdpaniek deed zich voor bij de meeste vroege protestanten voor wie de paarden van de inquisitie toch wel erg veel leken op de Vier paarden van de Apocalyps, uit de Openbaringen van Johannes.

Tegenwoordig zouden we zeggen dat Melchior radicaliseerde. Elk ogenblik kon hij opgepakt worden door de inquisitie. Ook toen opereerden sluipmoordenaars in opdracht van. In het laten we zeggen Hollandse deel van Friesland waren de vervolgingen dermate extreem, dat gesproken kan worden van een schrikbewind. Hoffman heeft in Emden iets meer kunnen ademhalen, maar zelfs daar was hij zijn leven niet zeker. Voortdurend op de vlucht, doodsangsten uitstaand ook voor zijn vrouw en kind,  zouden we hem tegenwoordig gewoon zwaar overspannen hebben genoemd.  Hij vertrekt naar Straatsburg waar het theologisch klimaat in elk geval wat meer divers is, en waar ook op academisch niveau allerlei reformatorische ontwikkelingen gaande zijn.  Onder de geestverwanten die hij daar ontmoet, bevinden zich ook een aantal Zwitserse “Täufer”, bij wie hij veel herkenning vindt.

Uiteindelijk zal Melchior Hoffman in 1533 in Straatsburg worden gearresteerd als onruststoker, maar de brandstapel is hem bespaard gebleven. Hij sterft tien jaar later in 1543 – nog steeds in gevangenschap – een natuurlijke dood. 

Beatrix Jonker-Voort

Doopsgezind predikant